Oorsprong Carnaval
Bederfelijk vlees
Net als Kerstmis (lichtfeest na de zonnewende van 21 december) en Pasen (feest van nieuw leven, lente), heeft ook carnaval zijn oorsprong in de voorchristelijke tijd. Op de rand van winter en voorjaar moest het (in zomer en najaar) verzamelde en bewaarde vlees opgemaakt worden voordat het zou bederven.
Dus, vaarwel aan het vlees: Carne Vale.
Dit is dan ook een van de meest waarschijnlijke verklaringen voor het woord carnaval. Het vlees werd opgemaakt aan het eind van de winter en begin van het voorjaar. Echter… de oogsten laten nog even op zich wachten. Een periode van schaarste breekt aan. Er werd dus noodgedwongen gevast.
Vasten en Aswoensdag
De Rooms Katholieke kerk heeft lange tijd geprobeerd de traditionele lentefeesten (waarbij dus het nog aanwezige vlees werd opgemaakt) te verbieden. Omdat dat niet lukte werd er rond 1100 besloten dat deze feesten een eigen plek moesten krijgen binnen het Christendom.
Aswoensdag werd vanaf dat moment het begin van een vastentijd van 40 dagen. Na deze periode volgde het Paasfeest (lentefeest). De laatste drie dagen voor Aswoensdag werd gebruikt om nog even helemaal los te gaan met eten en drinken. Deze dagen noemen we nu dus Carnaval.
Alternatieve oorsprong
In de literatuur zijn meer verklaringen te vinden voor het woord carnaval. Zo vermeldt drs. T. Fransen in zijn boek “Carnaval ontmaskerd” dat er ver voor de jaartelling, tijdens nieuwjaarsfeesten, optochten naar tempels werden gehouden. Hierin reed o.a. de “Carrus Navalis” (scheepswagen) mee. Dit zou ook een verwijzing kunnen zijn naar het huidige woord Carnaval.
Omkeringsfeest
Carnaval is een omkeringsfeest. Tijdens deze drie (n.b. Zwolle telt vier carnavalsdagen) is niet de burgemeester en de gemeenteraad de baas, maar regeren de prins en de raad van elf. Op de eerste dag van het carnaval ontvangt de prins de sleutel van de stad en heeft hiermee drie/vier dagen “de macht”.
Mw. J. Huizinga (inspirator voor betekenisvol onderwijs bij het Onderwijsbureau Meppel) omschrijft dit als volgt:
“Carnaval is van oudsher een omkeringsfeest. De Nar (burger) wordt burgemeester (prins) en de burgemeester gaat in boerenkiel/verkleed op in de massa. Dat is meer dan gekkigheid. Het tijdelijk omkeren van de maatschappelijke rollen vermindert sociale spanning. De hooggeplaatsten moeten zich mengen met het gewone volk en worden – als het goed is – zich ook van hun kwetsbaarheid bewust. Het is een feest van allen en degenen die normaal geen zeggenschap hebben, hebben het nu wel.
In zekere zin is het een evangelisch feest. De laatsten worden eersten, de eersten laatsten”.
Bronnen:
• Drs. T.Fransen: “Carnaval ontmaskerd?, 1981
• Mw J. Huizinga (Inspirator voor betekenisvol onderwijs bij het onderwijsbureau Meppel): “Carnaval in school, een feest voor alle kinderen”.